Preek Johannes 21:1-14 (II) Christus bemoedigt als de Opgestane bij het meer van Tiberias Zijn leerlingen met het oog op de toekomst

ORDE VAN DIENST

 

 Votum

Vrede/Zegengroet

Psalm 8:1,2,3

Lezing van Gods wet

Psalm  119:65

Gebed

Schriftlezing: Lukas 5:1-11

Psalm 8:4,5,6

Tekst: Johannes 21:1-14

Verkondiging van het evangelie

Gezang 31:1,3

Dankgebed

Psalm  22:12,13

Zegen

 

Geliefde gemeente van onze Here Jezus Christus, broeders en zusters, jongens en meisjes

 

2000 jaar geleden leefden onze voorouders zonder de HERE. Het was de tijd van de goden Wodan, Thor en Freya en nog anderen. Het was de tijd waarin onze voorouders in angst leefden voor boze geesten. Geesten die overal konden zitten.

Het is voor het grootste deel van ons land pas rond 600 na Christus dat vooral vanuit Ierland de zendelingen komen.  Bekende namen zijn dan Willibrord en Bonifatius. Zij komen om hun leven te wijden aan de verkondiging van het evangelie. Om mensen die zonder Christus leven, die leven om zoals het lijkt verloren te gaan, van Christus te vertellen. Hen op te roepen om Christus als hun Verlosser en God aan te nemen. Om alleen op de HERE te vertrouwen en al die andere goden en vooroudergeesten uit hun leven weg te doen.

Dat valt bij onze voorouders lang niet altijd in goede aarde. Bij velen van hen is er tegenstand en zelfs haat. Zelfs zo dat o.a. Bonifatius daarom in ons land, door onze voorouders vermoord wordt. Ook wij hadden nodig dat de uitwerking van Christus grote opdracht aan de leerlingen en daarmee ook aan heel de kerk naar ons toekwam. De opdracht die naar de kerk toekwam op de berg rond het meer van Tiberias. De opdracht die Christus op de dag van Zijn hemelvaart nog een keer zo onder woorden brengt: “maar u zult de kracht van de ​Heilige​ Geest ontvangen, Die over u komen zal; en u zult Mijn getuigen zijn, zowel in ​Jeruzalem​ als in heel Judea en Samaria en tot aan het uiterste van de aarde.” Handelingen 1:8

We zijn de HERE dankbaar dat Hij door een kerk die trouw was aan Gods grote opdracht ook in de donkere Nederlanden het licht van het evangelie liet komen. Dat Hij er zo voor zorgden dat we het echte Bevrijdingsfeest kunnen vieren doordat we in ons leven Christus als onze Bevrijder van dood en oordeel mogen kennen.  Wij hebben nodig om ook bemoedigd en gestimuleerd te worden om dat evangelie naar binnen en buiten door te geven. Hoe doen we dat in de wereld van vandaag? Hoe geeft Christus zelf ons daarvoor de moed en de kracht? Ook deze dingen komen in de ontmoeting van Christus met 7 van Zijn leerlingen bij het meer van Tiberias naar voren. Ik verkondig jullie het evangelie van Christus onder het volgende thema:

 

 

 

CHRISTUS BEMOEDIGT ALS DE OPGESTANE BIJ HET MEER VAN TIBERIAS ZIJN LEERLINGEN MET HET OOG OP DE TOEKOMST

 

Hij doet dat

 

  1. Op een bepaalde plaats (Vorige preek)
  2. In de vangst
  3. In de maaltijd 

 

 

  1. In de vangst

 

  We hebben in de vorige preek gezien hoe de leerlingen van de Here Jezus naar Galilea moeten gaat. Christus zelf had daarvoor de opdracht gegeven. Het is nu anders dan voor de opstanding. Toen was het de Here Jezus zelf die voorop ging. Hij bepaalde heel duidelijk door Zijn aanwezigheid waar ze naartoe gingen. Hij ging als de altijd bij hen aanwezige voorop. Het is nu anders. Christus heeft de opdracht gegeven. Ze moeten die nu zelf zonder Zijn lichamelijk aanwezigheid uitvoeren. Dat vraagt meer geloof en vertrouwen.

Je kunt dat op een bepaalde manier vergelijken met wat we nu meemaken. We kunnen niet samen naar de kerk. Er kan niet uit liefde gevraagd worden waarom je er niet was.  Anderen missen jou niet als je niet meeluistert en meekijkt.   Ze missen je niet als je geen tweede dienst bijwoont waarin Christus jou en mij nog altijd roept. Het komt aan op luisteren en echt zelf in liefde en gehoorzaamheid luisteren naar de stem van Christus om er  elke zondag 2 keer te zijn. Des te meer worden we in ons geloof op de proef gesteld. Om trouw te zijn! Een duidelijke test waarin de Geest je het geloof en de liefde wil geven om trouw te zijn of te worden.

We zien 7 van de leerlingen hier in onze tekst. Ze zijn al in het noorden bij het meer van Tiberias. Het wachten is nu op de ontmoeting met de Here Jezus. Het is op een of andere manier duidelijk dat het moment van de ontmoeting nog niet gekomen is. Zeven leerlingen gaan op initiatief van Petrus het meer op om te gaan vissen. Ze weten als mannen met werkervaring dat de beste tijd om te vissen in de nacht is. Daarom juist in het donker het meer op.  Het loopt op een teleurstelling uit. Er wordt die nacht niets gevangen. Helemaal voor niets aan het werk gegaan.

Dan komt de tijd dat het tijd wordt om te stoppen. Het begint licht te worden. Ze kunnen nu ook het strand weer goed zien. Ze zijn dicht bij het strand. Iets minder dan 100 meter er vandaan. Ze zien een man op het strand. Deze man spreekt hen aan. Hij spreekt ze heel vertrouwelijk aan. We lezen in onze vertalingen in vers 5 de aanspraak: Kinderen (1951) Lieve kinderen (HSV 2010) Kinderkens (Statenvertaling). Deze woorden hebben de gevoelswaarde van een heel vertrouwelijke aanspraak. Zoiets als dat wij tegen een groep bekenden zeggen: Jongens luister eens.

Deze man komt met de vraag of zij iets hebben dat bij brood gegeten kan worden. Hij vraagt dus of ze iets gevangen hebben en hij daarvan iets kan krijgen om bij het brood in de ochtend te kunnen eten. Dan komt het teleurstellende antwoord dat al die inspanning, al dat werk die nacht voor niets is geweest. Je zou zeggen dat daarmee het klaar is. Dat is niet zo want deze man komt met een eigenlijk heel vreemde opdracht. Het is sowieso al vreemd dat iemand vanaf het strand de vissers zomaar een opdracht geeft. Het is ook nog een vreemde. Iemand die ze niet herkennen.

Het is goed om ook daarop even te letten. We moeten bedenken dat de Here Jezus na Zijn opstanding met een nieuw lichaam is opgestaan. Dat zorgt er ook voor dat Hij van tijd tot tijd anders lijkt dan daarvoor.  Hij bewijst bijvoorbeeld tegenover Thomas wel dat Hij het is door de littekens van Zijn kruisdood te laten zien.  Toch is het zo dat het nieuwe van het verheerlijkte lichaam na Jezus opstaan benadrukt wordt doordat Hij niet zomaar herkend wordt. Dat zien we o.a. bij de Emmausgangers. We zien het ook hier. Ook later in onze tekst als we in vers 12 lezen: “En niemand van de discipelen durfde Hem te vragen: Wie bent U? want zij wisten dat het de Heere was.” We lezen dit ook in Marcus 16:12: “En daarna is Hij in een andere gedaante geopenbaard aan twee van hen, terwijl zij wandelden en naar het veld gingen.”

De Here Jezus verschijnt zo aan Zijn leerlingen om er voor te zorgen dat ze het nieuwe van het opstandinglichaam zien en om er voor te zorgen dat hun geloof niet gericht is op Zijn uiterlijk maar op wat Hij doet en zegt. Zodat ze dat ook kunnen leren aan hen die niet zien en toch opgeroepen worden om te geloven.  

De man op het strand zegt dan tegen de teleurgestelde vissers dat ze nu het licht geworden is hun net aan de rechterkant moet uitgooien. Een vreemde opdracht. Ze hebben alles geprobeerd in de nacht en zou je nu bij licht aan die rechter kant, de rechterkant ineens iets vangen?  Toch doen de vissers wat de man zegt. Wie weet. Dan ineens, hoe is het mogelijk wordt duidelijk dat het net vol zit met vissen. Het is niet omhoog te krijgen zo vol met vis. Wat een vangst! Dat is het moment dat de discipel die Jezus liefhad, daarmee wijst Johannes in zijn evangelie op zichzelf, ineens het licht opgaat. Hij kan het niet voor zich houden. Hij zegt tegen Petrus: “Het is de Here!”

Wie zou dit anders kunnen? Johannes zal zich herinnerd  hebben wat er een paar jaar geleden gebeurd is toen ze ook aan het vissen waren. Toen ze nog elke dag bij de Here Jezus waren. We lezen daarover in Lukas 5 o.a. dit: “Toen Hij ophield met spreken, zei Hij tegen Simon: Vaar naar het diepe gedeelte en werp uw netten uit om te vangen. Maar Simon antwoordde en zei tegen Hem: Meester, wij hebben heel de nacht gewerkt en niets gevangen, maar op Uw woord zal ik het net uitwerpen. En nadat zij dat gedaan hadden, vingen zij een grote hoeveelheid vissen en hun net begon te scheuren. En zij wenkten hun metgezellen, die in het andere schip waren, dat zij hen moesten komen helpen. Die kwamen en zij vulden beide schepen, zodat zij bijna zonken.” Vs 4-7

De Here Jezus heeft al eerder laten zien dat Hij de macht heeft. Ook over de vissen. Hij is God die mens geworden is. Hij is het die alles in Zijn hand heeft. Hij zorgt op een bijzondere manier dat Zijn leerlingen veel vis vangen. Toch is het vangen van vis op deze manier door Zijn leerlingen niet alleen bedoeld om Zijn macht te laten zien. Ook dat lezen we in Lukas 5. De Here Jezus zegt daar afsluitend het volgende: “Wees niet bevreesd, van nu aan zult u mensen vangen.” Vs 10

Het is dan ook veelzeggend dat juist op weg naar de grote opdracht om het evangelie over de hele wereld te gaan brengen de Here Jezus als de opgestane weer voor een visvangst zorgt die er is door het wonder dat Hij doet.

Hoe zullen de leerlingen straks weten dat hun werk als vissers van mensen echt iets zal opleveren? Hoe moet de kerk die er door de verkondiging van het evangelie door de apostelen gekomen is, weten dat het zin heeft om het evangelie met heel je hart uit te dragen in woorden en daden? Is het nodig om daaraan veel tijd te besteden? Vooral in een wereld waarin velen er vijandig tegenover staan.  Waar het volgens meerderen ploegen op rotsen is. Kunnen we het maar niet beter goed met elkaar hebben en de wereld in haar eigen sop laten gaar koken?

De apostelen zullen ook zware tijden meemaken. Ook tijden dat het lijkt dat je werk voor niets is geweest. Dan denk ik nu ook aan een opmerking van Paulus waarin ook veel teleurstelling naar voren komt.  “Allen hebben mij verlaten” 2 Tim 4:16

Dat gevoel kan er ook van tijd tot tijd bij je zijn als predikant en ambtsdragers. Dat het ploegen op rotsen lijkt. Dat mensen alleen met het negatieve komen en het grote en heerlijke van wat de HERE ons gegeven heeft niet meer zien en daar niet uit leven. Dat dat hun leven niet beheerst en de dankbaarheid voor het zo kerk zijn er niet of nauwelijks lijkt te zijn.   Dat gevoel van dat het geen zin heeft kun je ook als kerk hebben als je naar de wereld kijkt. Dat is er vooral als je denkt dat je in eigen kracht dingen voor elkaar wil krijgen. Dat we zelf voor de bloei en de groei van de gemeente kunnen zorgen. Je eigen inzet levert niet op wat je graag wilt. Met alle goede bedoelingen. Wij komen vaak met berekeningen hoe dingen moeten. Wij hebben onze ideeën naar wie we met onze activiteiten moeten gaan. Als we het zo doen dan zou het goed komen. Maar zo gebeurd het niet. Teleurstelling.

Christus laat hier Zijn leerlingen en ons vandaag als kerk heel belangrijke dingen in de vangst van deze vissen zien. Ik noem er een paar.

  1. De Here heeft ons de opdracht gegeven om mensen voor Christus te willen winnen. Om uit te zijn op een goede vangst voor Christus. Maar wij kunnen geen manieren bedenken waardoor we die vangst ook binnenhalen. De roeping is er maar we moeten niet denken dat wij een manier, een techniek  kunnen ontwikkelen waardoor we succes zullen hebben. Het gaat niet om ons succes maar om Gods zegen!

De Here Jezus laat zien dat we er op uit moeten maar niet in de stemming dat wij wel eens even voor kerkbouw en kerkgroei zullen zorgen. We zijn geroepen om het evangelie uit te dragen en Christus geeft op Zijn tijd en manier de zegen. Wij kunnen denken hier moeten we zijn zoals de discipelen in de nacht gingen vissen en het levert niets op. Laten we nooit vergeten ook anderen het evangelie te brengen waarvan jij misschien denkt dat helpt toch niets. Dan kan er ineens Gods zegen zijn. Heel gewoon overal als christen en als kerk spreken en leven. Heel uitnodigend naar ieder om ons heen.   

  1. Wat we hier door Christus ook leren,  is dat Hij voor de vangst zorgt. Altijd blijft er vangst tot Hij terugkomt. Hij zorgt door de verkondiging van het evangelie op deze wereld dat er mensen tot Hem komen en als arme zondaren het rijke leven met de HERE gaan leven.

Misschien zien wij het niet. Toch is het er. Misschien wel ver van ons weg maar toch!  We belijden terecht  dat Christus de Koning is die nooit zonder Zijn volk op aarde is. Artikel 27 NGB

De leerlingen van de Here Jezus en de kerk die op de leer van o.a. deze apostelen gebouwd is, kan er op uit. Het is de opdracht van Christus en Hij gebruikt het uitvoeren van die opdracht op Zijn manier. Een ding is zeker dat er een grote vangst komt. Denk o.a. aan de menigte die niemand tellen kan in Openbaring 7. Een vangst die zo goed is omdat wie gevangen wordt door het evangelie met Christus mag leven. Echt verbonden met Hem zal Zijn als de Verlosser. We zien dat in de tweede plaats.

 

 2. In de maaltijd   

 

 Johannes ziet in dat de Here Jezus daar op het strand staat. Al is Hij niet meteen aan Zijn uiterlijk herkenbaar. Dit is het werk van Hem!  Petrus trekt gauw zijn overkleed aan. Hij wil bij zijn Here en Redder zijn. Wanneer Petrus en de anderen  bij de Here Jezus komen, zien ze ook dat  Jezus geen vis nodig had. Hij had brood en op het vuurtje dat Hij gemaakt had lag er al vis. Voor Hemzelf was het niet nodig. Het is duidelijk dat de vis niet nodig was Zijn eigen eten. Het gaat er om dat ze bij  Christus  zijn. Terwijl Hij er in een andere gedaante zit. Hij lijkt anders maar ze weten ook dat Hij het is. Ze durven niet te vragen of Hij het is. Hij heeft dat zo duidelijk laten zien. Zo duidelijk ook terugverwezen in wat Hij deed naar die vorige keer.

Wat is er nodig om echt het evangelie uit te dragen in deze wereld? Om samen met Christus te leven. Om in liefde en afhankelijkheid van Hem te leven. Dan is Hij het vanuit die gemeenschap, die verbondenheid met Hem dat je als christen in de wereld kunt staan. Dan krijg je wat je nodig hebt. Ook wat wij persoonlijk en als gemeente en als ambtsdragers nodig hebben om van Gods genade te leven. Om vanuit het wonder dat ook jij van en door Gods mag leven en daarin delen. Om zo juist in de gemeenschap met Hem de kracht te krijgen die we zelf niet hebben. Dan leren we zien wat we lezen in Johannes 15: “Ik ben de Wijnstok, u de ranken; wie in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt u niets doen.” vs 5

Kind van God zijn, gemeente van Christus zijn. Mensen  en gemeente zijn die zijn zoals we in Fil 2 lezen: “ Doe alle dingen zonder morren en meningsverschillen, opdat u onberispelijk en oprecht zult zijn, ​kinderen​ van God, smetteloos te midden van een verkeerd en ontaard geslacht, waaronder u schijnt als lichten in de wereld,  door vast te houden aan het Woord van het leven, mij tot roem met het oog op de dag van ​Christus, dat ik niet tevergeefs heb hardgelopen en mij ook niet tevergeefs heb ingespannen.” vs 14-16

Zo leven, zo gemeente zijn is onze roeping. Daartoe roept Christus ons. Roept de Geest ons. We kunnen volk van God zijn, ook als gemeente hier als we ons laten leren door Christus. Door wat de apostelen door de Geest geschreven hebben. Door echt bij Christus ons leven en het doel van ons leven te zoeken. Door niet op eigen inzichten, gevoelens en  gedachten te bouwen maar op Gods Woord. Door te bidden om de kracht van de Geest om echt in liefde in diepe verbondenheid aan Christus te leven. Doordat we maaltijd met Hem houden. Bij Hem gaan zitten elke dag weer. Dan hoeven we Hem niet te zien maar dan luisteren we naar de woorden van de Opgestane, naar de woorden van God die onze Verlosser en Heer is. Dan is er ook zo’n prachtige belofte van God voor ons waardoor we ook echt Zijn lichten in de wereld kunnen en willen zijn. Die lezen we in Openbaring. In een brief die Christus zelf aan een van de gemeenten stuurde. Aan de gemeente van Laodicea die zich rijk voelde maar zo lauw was. Zo lauw in de wereld stond. Die het voor zichzelf knus en gezellig wilde hebben. Rijk in jezelf als gemeente maar zo lauw voor Christus en voor het verkondigen van Hem in de wereld.  Hij schrijft dan na ze ernstig gewaarschuwd te hebben: “Ieder die Ik liefheb, wijs Ik terecht en bestraf Ik. Wees dan ijverig en bekeer u. Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Als iemand Mijn stem hoort en de deur opent, zal Ik bij hem binnenkomen en de maaltijd met hem gebruiken, en hij met Mij.” Openbaring 3:19,20

Laten we zo luisteren en zelf de stem van Christus ook uitnodigend laten klinken in deze wereld. Dan kan door Gods kracht!

 

AMEN