Een doop tot vergeving van zonden

17-03-2015 15:06

 



DE KINDERDOOP DOOR GOD GEGEVEN

 

De vraag naar het goed recht van de kinderedoop wordt al meer gesteld.  Aan de ene kant zie je meer mensen die zich laten overdopen. Aan de andere kant zie je ook meer evangelische kerken die aan leden niet de voorwaarde stellen om zich te laten overdopen. Wel blijven ze er zelf bij alleen de praktijk van de volwassendoop. Of zoals het ook vaak genoemd wordt de geloofsdoop. In de komende weken zal ik hier enkele artikelen die ik eerder geschreven heb een plaats geven. Ik ben bezig om ook een nieuw artikel te schrijven die rond de kinderdoop nog op andere zaken ingaat of wat geschreven is nog verder en dieper toelicht. Hieronder het eerste artikel.  

 

Twee achtergronden

 

Als we de kerkgeschiedenis overzien, is er geen tijd waarin de kinderdoop onder christenen zo aangevochten is als in deze en de vorige eeuw. Als we naar de geschiedenis kijken was het aantal mensen dat niet van de kinderdoop wilde weten altijd klein. Dat is vandaag anders. Wij maken dat ook in toenemende mate in onze kerken mee. De zuigkracht om de doop gelijk te stellen met jouw keuze voor Christus, jouw keuze voor God is heel erg groot. Wij kunnen dat vanuit de geschiedenis ook wel verklaren. 
Het is opvallend dat het moderne baptisme opkomt na wat de Verlichting genoemd word. Dat zijn de ideeën die tot de Franse Revolutie aan het einde van de 19e eeuw geleid hebben en daarna heel grote doorwerking in de Westerse wereld gekregen hebben. Een van belangrijke punten die vanuit de Verlichting naar ons toekwamen is dat het leven een zaak van eigen keuze is. De individualisering die we in onze samenleving meemaken is o.a. daarvan een uitloper. Wij moeten daarbij er wel rekening mee houden dat de Verlichting op dit punt vanuit het humanisme voortkomt. Het is dan ook opvallend dat in de tijd van de Reformatie toen de beweging van het humanisme ook sterk was naast de Reformatie de stroming van de Wederdopers ontstaat. In een samenleving waar het om je eigen keuze gaat, staat het samen verantwoordelijk zijn, staat het samen verbonden zijn onder druk. Dat zie je dan ook in de kerk. Het is dan ook opvallend dat het volledig op eigen verantwoordelijkheid je laten dopen juist in onze tijd zo populair raakt. 
Een andere oorzaak waardoor de kinderdoop onder druk gekomen is, is de afval in de kerk. Wij moeten daar heel eerlijk in zijn. We vinden in de Hervormde kerk van de 19e en 20e eeuw dat ieder kind dat gebracht wordt ook gedoopt wordt, ook als de ouders niet vanuit een levend geloof leven. De tucht verdwijnt al meer uit de kerk. Mensen die oprecht en ernstig Christus willen volgen, zien dat. Het is voor hen onbegrijpelijk dat mensen die niet met de HERE leven hun kinderen kunnen laten dopen. Dan lijkt het alsof de kinderdoop eigenlijk niet veel meer als een ceremonie is. Dan worden mensen die in liefde voor de HERE willen leven heel vatbaar voor de leer dat alleen mensen die hun geloof belijden gedoopt kunnen worden. 
Het is ook steeds weer een beroep op Markus 16:16 dat mensen er van moet overtuigen dat de kinderdoop niet goed is. Laten we eerste naar deze kroongetuigen van het alleen willen dopen van mensen die bewust hun geloof kunnen belijden, kijken. 


Markus 16:16 en de kinderdoop

 

Het beroep op deze tekst zie je steeds weer. Velen van ons hebben het er vaak moeilijk mee om daarop te antwoorden. Wat lezen we nu in Markus 16:16? Dit: “Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden.” NBV: “Wie gelooft en gedoopt is zal worden gered, maar wie niet gelooft zal worden veroordeeld.” 
De Here Jezus spreekt deze woorden na Zijn opstanding. Hoe gebruiken tegenstanders van de kinderdoop deze tekst? 
Zij zeggen dat Jezus hier leert dat elke dopeling zich eerst moet bekeren en daarna pas gedoopt mag worden. Vaak word Handelingen 2:38 ook hierbij betrokken. Wij horen in die tekst Petrus op de pinksterdag zeggen: “Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen.” Als mensen deze dingen zeggen en met deze teksten komen, kan het er op lijken dat ze gelijk hebben. Jezus zegt het toch maar dat je eerst moet geloven en dan gedoopt kunt worden. Geloof en doop worden toch heel duidelijk aan elkaar verbonden. Je kan toch niet zeggen dat een baby’tje al gelooft? Dan is het toch onmogelijk om kinderen, om baby’s te dopen? Wij kunnen ons niet zomaar van het beroep op Mark 16:16 losmaken. 


Wat is het verband waarin Markus 16:16 staat? 

 

De Here Jezus spreekt de woorden van Mark 16:16 uit als Hij na Zijn opstanding aan Zijn leerlingen het bevel geeft om aan alle volken het evangelie te verkondigen. Ze moeten andere volken opzoeken en hen tot geloof in Christus oproepen. Wij moeten goed onthouden dat zij het evangelie moeten verkondigen aan mensen die Christus nog niet kennen of aan mensen die Jezus nog niet als de Christus aanvaard hebben. 
Het zou heel vreemd zijn als de leerlingen van Christus mensen zouden gaan dopen die het evangelie niet gehoord en aangenomen hebben. Zo vreemd als dat zendelingen mensen uitnodigen om naar hen te komen luisteren en de mensen die komen dan eerste dopen voordat ze het evangelie horen en daarop gereageerd hebben. Wanneer Christus Zijn leerlingen de opdracht geeft om over de hele wereld het evangelie te verkondigen, is het geen wens dat mensen gedoopt worden, maar dat ze werkelijk in Hem zullen geloven. De doop mag geen godsdienstig ritueel worden waarvan de inhoud en betekenis eigenlijk niet of nauwelijks bekend is. 
De HERE heeft in Gen 17 de besnijdenis ingesteld. Hij doet dat waar geloof aanwezig is. Hij geeft de gelovige Abraham het bevel om zich te laten besnijden en na hem dat te doen met elke mannelijke nakomeling op de achtste dag na zijn geboorte. Ook in Abrahams leven was 
de besnijdenis een zegel op de gerechtigheid van zijn geloof. Kijk Rom 4:11. Abraham was al een gelovige toen hij besneden is. Het nageslacht van Abraham ontvangt als kinderen van acht dagen het teken van Gods verbond. Geloof en besnijdenis zijn net zo aan elkaar verbonden als doop en geloof. Bij de doop gebeurt hetzelfde als bij de besnijdenis. Er moeten eerst volwassenen zijn die geloven en hun kinderen daarin kunnen en willen onderwijzen. 
De Here Jezus zegt in Marcus 16:16 niets meer en ook niets minder dan dat de apostelen mensen die Christus nog niet als hun Verlosser kennen of aannemen niet moeten dopen. Alleen zij die vanuit ongeloof tot geloof komen, mogen gedoopt worden. De Here Jezus praat hier over een zendingssituatie waarin hele gezinnen zonder Christus en Zijn liefde leven. Als dat zo is mag niemand in dat gezin gedoopt worden. Is de betekenis hiervan dat wij ook moeten zeggen dat een baby in de kerk niet gedoopt mag worden? 
Om op die vraag een goed antwoord te krijgen is het nodig om er op te letten in welk groter verband de Here Jezus deze woorden uitgesproken heeft. 

Gods verbond met Zijn volk

 

Het grotere verband van Jezus’ woorden in Mark 16:16 is het verbond dat de HERE met Zijn volk gesloten heeft. De leerlingen van de Here Jezus zijn in die werkelijkheid opgegroeid en leven daarin. Deze werkelijkheid moeten we ook in de gaten houden als mensen zeggen dat je nergens in het Nieuwe Testament leest dat kinderen gedoopt moeten worden. Wij komen daarop nog verder terug als we de zogenaamde “huisteksten” en Hand 2:38 e.v. bespreken. 
Is het vreemd dat we geen bevel tot het dopen van de kinderen in het Nieuwe Testament lezen? Is het een bewijs dat we de kleine kinderen in de kerk niet moeten dopen? Het zou een heel vreemde redenering zijn! De HERE is en blijft namelijk altijd dezelfde. De manier waarop Hij met Zijn volk, met Zijn kinderen wil omgaan is de manier van het verbond. Wat betekent dat? Dat iedereen die bij Gods volk hoort Hem zijn of haar Vader mag noemen en zo met Hem mag omgaan. Het betekent dat iedereen die binnen de kring van Zijn verbond geboren word vanaf het begin van zijn of haar leven Gods belofte ontvangt. In en door die belofte belooft de HERE dat Hij jouw God en Redder wil zijn. Het teken van deze belofte was in Israel de besnijdenis. Elke zoon in Israel moest op de achtste dag besneden worden. Dat was het bevel van God. Gen 17:12-14. Juist de besnijdenis heeft als teken van het verbond duidelijk gemaakt dat de HERE ieder die bij Zijn volk, bij Christus’kerk hoort als Zijn kind wil behandelen. Zo was het in de tijd van het Oude Testament. 
Iedereen die de Bijbel leest moet dat erkennen. 
De geschiedenis van Gods heil gaat verder. Hij heeft Zijn Zoon Jezus Christus naar de wereld gestuurd. Christus heeft met Zijn werk, met Zijn lijden de besnijdenis, waarbij bloed moest vloeien, vervuld. Daarom is het nu niet meer nodig dat bij het teken van het verbond nog bloed moet vloeien. Het teken van het verbond is veranderd. Wij zien na Christus’ werk geen bloed meer maar water. Het bloed moest naar Christus en Zijn lijden heenwijzen. Het water wijst op het resultaat dat Christus met Zijn werk behaald heeft: de afwassing van de zonden. 
Het teken is veranderd maar de manier waarop de HERE met Zijn volk wil omgaan is hetzelfde gebleven. Als de HERE Zijn omgaan met Zijn volk veranderd zou hebben, zouden we verwachten dat Hij dit ook uitdrukkelijk zou zeggen. We moeten goed bedenken dat het evangelie van Jezus Christus eerst aan de Joden, aan het verbondsvolk verkondigd is. Het verbondsvolk weet hoe de HERE met hen omgaat. Zij kennen geen andere omgang van de HERE dan dat Hij omgang met een volk zoekt, met mensen van alle leeftijden. Het hele volk wordt als kinderen van God behandeld die Zijn belofte in hun leven ontvangen hebben. De HERE heeft nooit gezegd dat Hij na Christus’ werk anders met Zijn volk, met Zijn kerk omgaat. Dit maakt duidelijk dat de HERE op dezelfde manier met Zijn volk blijft omgaan en dat alleen het teken veranderd is. 
De HERE wil ook na het werk van Christus nog altijd de God van Zijn hele volk zijn. Zijn volk dat Hij vanaf de Pinksterdag uit alle volken vergadert. De HERE wil nog altijd de God en Vader van de gelovigen en hun kinderen zijn. Dat word ook duidelijk als Petrus op de Pinksterdag tegen de mensen daar zegt: “Want voor u is de belofte en voor uw kinderenen voor allen, die verre zijn, zovelen als de Here, onze God, ertoe roepen zal.” Hand 2:39. De woorden maken duidelijk dat je de woorden van het vorige vers niet kan gebruiken om de kinderdoop te verwerpen. Als Petrus in vers 38 over bekering en doop praat betekent dat niet dat de belofte van God niet tot de kinderen van de gelovigen komt. De Heilige Geest maakt dat heel duidelijk in vers 39. 


Zijn wij na Christus armer als voor Christus?

 

Het is duidelijk dat de kinderen van de gelovigen in de tijd voor Christus’ werk in Zijn verbond opgenomen waren. Wanneer je dan nu zegt dat kinderen nadat Christus Zijn werk gedaan heeft niet meer gedoopt mogen worden, betekend dat dat we nu als volk van God armer zijn als in de tijd van het Oude Testament. Gelukkig neemt de HERE in de tijd nadat de Here Jezus Zijn heerlijke werk gedaan heeft nog altijd de kinderen van de gelovigen in Zijn verbond van liefde en genade op. Het zou heel vreemd zijn als dat nu niet meer zou gebeuren. De komst en het werk van Christus laten Gods goedheid en liefde duidelijker als ooit tevoren zien. Wij zijn als gelovigen rijker dan de gelovigen in de tijd voor Christus omdat wij de liefde van de Verlosser gezien hebben. Wij kennen de grote vervulling van Gods beloften. Hoe is het dan mogelijk dat Gods volk nadat Christus Zijn werk gedaan heeft armer als Israel vroeger zou zijn? 
Wanneer mensen de kinderdoop verwerpen, is de komst van Christus eigenlijk een ramp voor de kinderen. Dan zou het voor de kinderen beter geweest zijn om in de tijd voor Christus geleefd te hebben. Het is niet zo dat Jezus Christus kinderen bij God en bij zijn beloften weghoudt. Christus sluit de kinderen op geen enkele manier uit. De Here Jezus heeft dat heel duidelijk gemaakt toen Zijn leerlingen kinderen bij Hem probeerden weg te houden. We lezen over de reactie van de Here Jezus daarop in Marcus 10:14-16: “Toen Jezus dat zag, nam Hij het zeer kwalijk en zeide tot hen: Laat de kinderen tot Mij komen, verhindert ze niet; want voor zodanigen is het Koninkrijk van God. Voorwaar, Ik zeg u: Wie het Koninkrijk van God niet ontvangt als een kind, zal het voorzeker niet binnengaan. En Hij omarmde ze en hun de handen opleggende, zegende Hij ze.” 
Wij zijn na de komst van Christus rijker dan Gods volk voor Zijn komst. Daarom is het onmogelijk om te denken dat de kinderen van de gelovigen nu niet meer in Gods verbond opgenomen zouden zijn. 
 

Als je A zegt moet je ook B zeggen

 

Wij komen nog even op de uitleg van Marc 16:16 terug. Als je het eerste deel van Marc 16:16 niet vanuit de context en dus niet Schrift met Schrift vergelijkt, moet je dat ook met het tweede deel van deze tekst zo doen. Wat lezen we in het tweede deel van Marc 16:16: “”maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden.” Als het eerste deel van deze tekst betekent dat een baby niet gedoopt mag worden omdat die baby nog niet kan geloven betekent het tweede deel dat als een kind van een gelovige sterft dat kind voor eeuwig verloren gaat. Door God veroordeeld is. Het zou betekenen dat elk jong kind dat sterft dus aan het eeuwige oordeel overgegeven word. Dan was de komst van Christus voor de kinderen van de gelovigen die jong sterven werkelijk een ramp. 
Gelukkig is het zo niet. Gelukkig zijn er ook mensen die de kinderdoop verwerpen maar toch niet deze conclusie trekken. We zien wel in de kringen waar de kinderdoop verworpen word, veel onzekerheid over wat met deze kinderen gebeurd. 
Als we dus op een goede manier Marc 16:16 lezen, is het duidelijk dat deze tekst niet gebruikt kan worden om de kinderdoop te verwerpen. Gelukkig is de belijdenis van DL I,17 helemaal met Gods Woord in overeenstemming. Wij belijden daar zo de grootheid, de trouw, genade en goedheid van de HERE: “Over de wil van God kunnen wij ons alleen uitspreken op grond van zijn eigen Woord. Dit verzekert ons ervan, dat de kinderen van de gelovigen heilig zijn, niet van nature, maar uit kracht van het genadeverbond, waartoe zij met hun ouders behoren. Daarom moeten godvrezende ouders niet twijfelen aan de uitverkiezing en het behoud van hun kinderen, die God zeer jong uit dit leven wegneemt.” Gedeelten uit Gods Woord die hier bij genoemd worden zijn: Gen 17:7; Jes 59:21; Hand 2:39; 1 Kor 7:14. 


Belangrijke gedeelten in de Belijdenisgeschriften:

 

Geloofsbelijdenis van Nicea : “Wij belijden één doop tot vergeving van zonden” 
Nederlandse Geloofsbelijdenis: artikels 15,34 
Heidelbergse Catechismus : Zondag 26,27 
Dordtse Leerregels : I,17 
Uit het Slotwoord: “Hieruit blijkt onmiskenbaar, dat zij – wie dit het allerminste paste – in strijd met alle waarheid, redelijkheid en liefde gehandeld hebben die het volk hebben willen wijsmaken: ……………. Veel onschuldigen kinderen van de gelovigen rukt God van de moederborst weg en werpt ze als een tiran in het helse vuur, zonder dat het bloed van Christus, de doop of het gebed van de kerk bij de doop hen kan helpen.” 

Let hier op vraag en antwoord 74 van de Catechismus. Wij lezen daar in de vraag het belangrijke woordje moeten. Let ook op Gen 17:14. 

 

KINDERDOOP ECHT NODIG OOK IN 2011

 

Inleiding

 

Het artikel dat je hieronder leest is een lezing die ik 26 mei  2011  in Nijkerk over de kinderdoop gehouden heb. De aanleiding voor deze inleiding is dat ook in de Gerformeerde Kerken er geluiden te horen zijn die er om vragen om ook het opdragen van kinderen toe te laten als ouders bezwaren hebben tegen de kinderdoop.

Het verhaal wat je hier vindt, noemt niet alle argumenten voor de kinderdoop. Andere argumenten heb ik ook zelf behandeld o.a. in het artikel hierboven en in wat nog zal volgen. 

 

De tijd

 

We leven in 2011. We leven in dat jaar in West-Europa. In Nederland. Daar moeten we heel goed rekening mee houden. Dat betekent dat we in een bepaalde cultuur, een bepaalde denk en voelwereld leven. Die we ook zelf niet buiten de deur houden. Die ook invloed op ons eigen leven heeft. Die wereld is er niet alleen buiten ons maar ook in ons. Dat maakt ook voorzichtig en bescheiden als je gaat toetsen. Dan moet het niet alleen een toetsen zijn van wat je buiten je eigen wereld ziet maar ook van wat je in jezelf ziet. Ook er op letten hoe je ook zelf door de geest van de tijd beinvloed wordt en bent.

Als we het dan hebben over de doop van de kleine kinderen van gelovige ouders zien we hoe juist in onze tijd mensen problemen met de kinderdoop hebben of krijgen. Het is opvallend als je let op perioden in de gescheidenis waarin er veel verzet tegen de kinderdoop is het persoonlijke en het zelf kiezen ten koste van het samenleven en samen volk van God zijn  sterk naar voren komt.

Je ziet dat terug in de eerste eeuwen bij de de montanisten. In de tijd van de reformatie bij de wederdopers en de doopsgezinden, in de 19e eeuw bij de baptisten en in onze tijd lijkt het of het al meet algemeen om zich heen grijpt.

Je ziet in  kerken die officieel met vraag en antwoord 74  van de Heidelbergsche Catechismus belijden dat de jonge kinderen in de kerk van Christus gedoopt moeten zijn er al meer ruimte gevraagd wordt. Ook ruimte voor mensen in de kerk die hun kinderen niet willen laten dopen. De kinderdoop  als een mogelijkheid in de kerk. Soms nog de mogelijkheid die de voorkeur verdiend en waar je mensen toe wilt trekken maar zeker niet als de enige mogelijkheid.

Je ziet hoe deze discussie ook in de Gereformeerde Kerken de laatste tijd gevoerd wordt. In artikelen van ds van der Hoeven, ds Roosenbrand,  het verslag van de uitspraak van de classis Amsterdan-Leiden. In het voorgaan van Stefan Paas in een baptistengemeente. Als je wat breder kijkt zie je ook in het pas verschenen boek Marginaal en Missionair van  ds W. Dekker dat er ruimte gelaten wordt voor de opvatting ja of nee kinderdoop.

Ook als je in de gemeente met broeders en zusters spreekt voel je hoe er onzekerheid komt. Is het echt nodig om aan iedereen in de gemeente de verplichting op te leggen om hun kind te laten dopen?  Als  mensen in de gemeente daarmee moeite hebben waarom zou je ze dan niet de mogelijkheid geven om hun kind op te dragen en niet te laten dopen?

Is het eigenlijk niet heel mooi om je kind op te dragen en de doop te laten wachten tot het belijdenis doen? Dan heb je nog iets om naar uit te kijken. Zo’n symbool van iets heel nieuws bij het belijdenis doen is toch heel mooi en aansprekend? Ja, en dat een kind gedoopt wordt dat zelf nog niet gelooft, is toch wel een beetje vreemd. Dat kind heeft zelf nog niet voor God gekozen en wie zegt dat die het gaat doen en toch wordt dat kind wel aan God verbonden. Neem je dan dat kind, dat mens wel serieus? We mogen en moeten toch zelf kiezen. Ook kiezen of we wel bij Christus en bij de kerk willen horen?  Het zullen vragen en opmerkingen zijn die u bekend in de oren klinken. Misschien ken je ze wel vanuit je eigen hart.

 

Collectief of individueeel

 

Een heel belangrijke oorzaak van deze vragen en opmerkingen is de overgang van een denken vanuit het samen volk van God zijn naar de nadruk op mijn eigen ik. Hoe dat denken voor een omslag kan zorgen en ook brengt tot een andere manier van Bijbellezen zie je heel duidelijk in een recnt boekje van de Nederlands Gereformeerde emeritus predikant H. De Jong. Ik geef een heel belangrijk citaat uit zijn betoog.

Let er op dat dit gedeelte niet over de doop gaat maar het wel heel duidelijk maakt hoe in de Bijbel vaak anders gesproken wordt dan wij denken en voelen in de maatschappij van vandaag. Hier komt het citaat: “De moeite die wij in de  tegenwoordige tijd met de openlijke beleving van de homoseksuele geaardheid hebben schrijf ik dus toe aan het niet zien van de ontwikkeling in de samenleving van collectief naar individueel, wat ons voorzichtig zou moeten maken met het toepassen van bijbelse verboden op hun situatie. Deze ontwikkeling van collectief naar individueel wordt in de bijbel zelf trouwens al enigzins zichtbaar. Terwijl het oude Israel collectief uit Egypte trok zijn het bij de terugkeer uit Babel meer individuen geweest (‘allen wier geest God had opgewekt om op te trekken’, Ezra 1:5) die de terugtocht ondernamen. Daar kunnen we de prediking van de profeten op aankijken die ervoor gezorgd heeft dat uit het volkstotaal een ‘rest’, een overblijsel, van persoonlijk gemotiveerden ontstond. Dan, wordt in het Oude Testament het volk Israel overwegend collectief aangesproken, de brieven aan de nieuwtestamentische gemeenten zijn in het meervoud geredigeerd. En terwijl in het Oude Testament alleen de jongens besneden werden (de meisjes waren in de jongens begrepen), zie je in het Nieuwe Testament ook de meisjes (Lydia) dat sacrament ontvangen, wat alles op een zekere individualisering van de samenleving wijst. Deze individualisering is daarna verder gegaan, zoals blijkt uit de afschaffing  van de slavernij en de vrouwenemancipatie. En nu zijn de homoseksuele aan de beurt. Daaraan zien we dat de bijbelse leer een doorlopende en geen doodlopende weg is. En dat geeft mij de vrijmoedigheid om in de bijbelse verboden terzake iets tijdgebondens, iets achterhaalds te zien. We behoeven evenwel deze regels daarom niet te schrappen (Verderf niet; er ligt een zegen in!’, Jes 65:8), een historisch lezen van de Schrift volstaat.”  De Weg Tien stellingen over de Bijbel. p. 34,35

Je ziet hier hoe de cultuur van vandaag beslissend wordt voor het lezen en toepassen van het Woord van God. We laten ons dan niet meer echt corrigeren door Woord van de eeuwige God dat richtinggevend en goed is voor mensen van alle tijden en culturen. Als we al meer gaan denken vanuit het individuele, vanuit mijn eigen persoon dan zal de doop van de kinderen van de gelovigen al meer onder druk komen te staan. Want de doop van de kleine kinderen is juist gegrond in Gods verbond met Zijn volk. Dat is geen denken vanuit een bepaalde cultuur maar daarin laat de HERE zien wie Hij is en hoe Hij verbonden wil Zijn met Zijn volk en zo ook aan ieder persoonlijk onder Zijn volk.

 

Heel het huis

 

Juist vandaag hebben de gedeelten in de Bijbel waar gesproken wordt over het dopen van iemand met zijn hele huis grote betekenis. Het gebeurt nogal eens dat deze gedeelten als een duidelijk bewijs voor de kinderdoop makkelijk aan de kant worden geschoven. Met de heel makkelijke opmerking: er staat nergens dat er ook echt kinderen of echt kleine kinderen in zo’n huis waren.

Als we eens goed kijken naar wat de Heilige Geest ons over de doop zegt als het gaat om de doop van mensen en hun huis zien we dat daarin een  geweldig bewijs voor de kinderdoop ligt.  Je ziet daarin Gods liefde en trouw voor de kinderen van de gelovigen. Laten we samen eens naar deze gedeelten in Gods Woord kijken.

Eerst eens kijken waar er in het Nieuwe Testament gesproken wordt over het dopen van iemand met zijn of haar huis.

·         Dan komen we eerst uit bij de Romein Cornelius. Petrus moet leren om ook naar de heidenen te gaan en ook samen met ze te eten. De Here heeft hem op het dak van

het huis van Simon de leerlooier laten zien dat er geen onrein voedsel meer is. Dat hij bij heidenen in huis mag gaan. Knechten van Cornelius komen Petrus halen om juist aan hem en zijn huis het evangelie te brengen. Meer over Christus te vertellen. Petrus ziet hoe mensen in dat huis van Cornelius gaan geloven, hoe de Heilige Geest daar over hen komt. Daarover spreekt Petrus later als hij zich tegenover de gelovigen uit de Joden verantwoordt. Dan vertelt hij dat een engel van de Here tegen Cornelius voor die tijd gezegd heeft: “Stuur mannen naar Joppe en ontbied Simon die ook Petrus genoemd wordt. Die zal woorden tot u spreken waardoor u zalig zult worden en heel uw huis.” Hand 11:13,14

·         Het is later Paulus die in Filippi het evangelie verkondigt aan een aantal vrouwen. Een van hen is Lydia de purperverkoopster. Zij komt tot geloof en van haar lezen we

dan: “En toen zij gedoopt was, en haar huis, drong zij er bij ons op aan: Als u van oordeel bent dat ik trouw ben aan de Here, kom dan in mijn huis en blijf er. Ze drong er sterk op aan.”  Hand 16:15

·                   In hetzelfde Filippi komt de gevangenisbewaker tot geloof in Jezus Christus. Van hem lezen we: “ En hij nam hen in dat nachtelijke uur met zich mee en waste hun striemen, en hij werd onmiddelijk gedoopt, en al de zijnen. En hij bracht hen in zijn huis en richtte voor hen de tafel aan. En hij verheugde zich dat hij met al zijn huisgenoren (  letterlijk heel zijn huis) tot geloof in God gekomen was.” Hand 16:33,34.

·                   We komen de uitdrukking met heel zijn huis ook nog tegen als Paulus het evangelie in Corinthe verkondigt. Van het heerlijke effect van die verkondiging lezen we dan in Hand 18:8: “En Crispus, het hoofd van de synagoge, geloofde met heel zijn huis in de Here; en velen van de Korinthiers die Paulus hoorden, geloofden en werden gedoopt.”

·                   Paulus spreekt nog een keer over de doop van iemand met zijn huis in 1 Kor 1:16: “ Ik heb echter ook het huisgezin van Stefanus gedoopt. Verder weet ik niet of ik nog iemand anders gedoopt heb.”

Waar komt deze uitdrukking van iemand met zijn huis nu vandaan? Je ziet hier o.a. een duidelijke achtergrond vanuit het Oude Testament.  We lezen daar bijvoorbeeld:

“Ik en mijn huis”.  Gen 34:30; Joz 24:15

“U en uw (hele) huis”  o.a:  Gen 7:1; 17:12,13; 45:11; Deut 14:26; Jer 38:17

“Hij en zijn hele huis” o.a: Deut 6:22; 1 sam 1:21; 2 Sam 9:9; 15:16

“Zij en haar huis”  2 Kon 8:2

In deze teksten en ook nog anderen wijst huis op het huisgezin. Dat huisgezin waren de vader en de moeder met de kinderen van elke leeftijd die er dan waren. Het was zelfs zo dat bij dat huis ook konden horen andere familieleden die daar leefden en de slaven met hun gezinnen die bij deze hele familie hoorden.

Dat ook zeker de kinderen bij het huis hoorden blijkt als de farao van Egypte in Gen 45 aan de broers vraagt om naar Egypte te komen. Dan zegt de faroa o.a: ‘haal uw vader en uw gezinnen (huizen) op en kom naar mij toe.  Dat bij die huizen zeker ook kleine kinderen gerekend werden lees je dan in vers 19: “En u hebt bevoegdheid, doe dit: Neem uit het land Egypte wagens mee voor uw kleine kinderen en voor uw vrouwen.”

Je ziet bijvoorbeeld ook bij Elkana dat bij zijn hele huis ook de kinderen horen. We lezen in 1 Samuel 1:21,22: “Die man Elkana ging met zijn hele gezin op weg om de HERE het jaarlijkse offer en ook zijn gelofteoffer te brengen. Hanna ging echter niet mee maar zei tegen haar man: Als de jongen van de borst af is, zal ik hem brengen, zodat hij voor het aangezicht van de HERE verschijnt en daar voor eeuwig blijft.”

Je ziet hier heel duidelijk dat ook de kleine baby Samuel bij het huis van Elkana hoort.

Je kunt je afvragen of dat begrip huis in de loop van de tijd geen andere betekenis heeft gekregen. Als we letten op de boeken die tussen het Oude en het Nieuwe testament geschreven zijn is dat niet het geval.  Bijvoorbeeld in de boeken van de Makkabbeen komen we meerdere keren de uitdrukking huis tegen in de betekenis van iemand hele gezin of hele familie.  1 Makk 1:60,61; 13:3; 14:26;16:2.

Als je dit overziet wordt het onmogelijk dat het woord huis in verband met de doop gebruikt wordt terwijl kinderen van de doop uitgesloten zouden zijn. Juist als je er aan denkt dat de familiegegevens van de gedoopten in het Nieuwe Testament niet verder gespecificeerd zijn, is het in die tijd duidelijk dat kinderen niet van de doop uitgesloten waren.

Hierbij sluit ook naadloos aan dat we in de brieven gedeelten lezen waarin allerlei regels van christelijk leven gegeven worden voor een heel huis. Dan zie je ook dat de kinderen daar heel echt bij horen. Dan denk ik aan Efeze 6 en Collosenzen 3. Je ziet dan hoe het hele gezin echt bij de gemeente van Christus hoort en daarop aangesproken wordt. Bijvoorbeeld in Col 3:18-21: “Vrouwen, wees uw eigen mannen onderdanig, zoals het behoort in de Here. Mannen, heb uw vrouw lief en wees niet verbitterd tegen haar. Kinderen, wees je ouders gehoorzaam in alles, want dat is welbehaaglijk voor de Here. Vaders, terg uw kinderen niet, opdat zij niet moedeloos worden.”

Als je overziet hoe de Heilige Geest over het gezin en de familie in Zijn gemeente spreekt, kun je niet anders dan zeggen dat God met Zijn belofte ook naar de kleine kinderen komt. Dat ook die kleine kinderen gedoopt horen te zijn. Dan zie je ook hoe duidelijk in die tijd spreekt wat Petrus op de Pinksterdag zegt: “Bekeer u en laat ieder van u gedoopt worden in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving van zonden; u zult de gave van de heilige Geest ontvangen. Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen die veraf zijn, zovelen als de Here, onze God, er toe roepen zal.” Hand 2:38,39

Je ziet hier dat kinderen bij het verbond horen dat de HERE sluit! Het gaat hierbij niet om een theologische keuze of een theologische voorkeur zoals collega van der Hoeven zegt. Het gaat hier met wat tot nu toe gezegd is en ook met andere duidelijke bewijzen voor de doop van de kinderen van de gelovigen om het getuigenis van Gods eigen Woord. Wat we belijden in vraag en antwoord 74  van de heidelgergsche Catechismus en in artikel 34 van de nederlandse Geloofsbelijdenis en in de Dordtse leeregels I,17 is duidelijk gegrond in Gods eigen Woord. Het gaat hier om gehoorzaamheid aan Christus. Het gaat niet om twee opties waarvan je dan kunt zeggen dat de een rijker en beter is dan de ander en meer niet.

 

Tolerantie

 

Nu, kan ik de vraag voorstellen: Ja, maar we hebben in de kerken toch ook al lang een zekere tolerantie voor mensen die problemen met de kinderdoop hebben? Daarover is toch zelfs een synodebesluit genomen?

Dat is waar. Dat is in 1914 gebeurd. Maar om wat voor tolerantie gaat het hier? Hoort bij die tolerantie ook dat kinderen daadwerkelijk niet gedoopt worden?  Het is heel duidelijk uit de uitspraak en het rapport wat er bij was dat het hier niet gaat om tolerantie voor wel en niet dopen  van de kinderen in de gemeente. Daarop hebben de kinderen in de gemeente door Gods werk juist het recht  gekregen.

Hieronder volgt de uitspraak van 1914:

Tolerantie jegens wie te goeder trouw dwalen
Inzake de vraag, of iemand, die in alles met de gereformeerde belijdenis akkoord gaat, maar de kinderdoop verwerpt, doch voor dit afwijkend gevoelen belooft geen propaganda te maken en de getuigenis heeft van een vrome wandel, geacht mag worden te voldoen aan de vereisten, gesteld in art. 60 K.O. voor de toelating tot het heilig avondmaal, antwoordt de synode:
1. dat zij over het bedoelde geval geen beslissing kan geven, omdat haar daartoe de nodige gegevens ontbreken en een generale uitspraak, dat afwijking van een bepaald leerstuk van de kerk geen beletsel zal behoeven te wezen om iemand tot de gemeenschap van de kerk toe te laten, niet wenselijk kan wezen;
2. dat zij echter wel wil uitspreken, dat onze gereformeerde kerken steeds hebben geoordeeld, dat naar het voorbeeld van de apostolische kerk tolerantie kan worden geoefend jegens broeders die te goeder trouw in enig stuk van de leer dwalen, mits dit niet enig fundamenteel stuk van de waarheid raakt, de dwalenden bereid zijn zich beter te laten onderrichten, en beloven voor dit gevoelen geen propaganda te maken, waarbij het natuurlijk vanzelf spreekt, dat zulke broeders, zolang ze in dat gevoelen volharden, in geen geval voor enig ambt in de kerk verkiesbaar zijn;
3. dat zij aan de betrokken kerkenraad, desnoods met advies van de classis, de beslissing moet overlaten, of in het hier bedoelde geval zulk een tolerantie wenselijk en geoorloofd is.
('s-Gravenhage 1914, art. 138)

 

In het begeleidende rapport staat ook dit te lezen:

“zo b.v. of zulk een persoon ongehuwd en boven de jaren is om kinderen te krijgen, in welk geval zijn afwijkend gevoelen omtrent de kinderdoop praktisch geen invloed zal hebben; dan wel of hij reeds kinderen heeft of vermoedelijk nog krijgen zal, in welk laatste geval hem zeker de eis zou moeten gesteld worden dat hij deze kinderen zou moeten laten dopen.”

 

Waarom de doop van de kinderen van de gelovigen echt nodig?

 

Ik noem nu maar een paar redenen. Er zouden er nog meer te noemen zijn.

 

1.       In de eerste plaats omdat de HERE zelf in Zijn Woord aanwijst dat de kinderen er echt bij horen. Dat ze delen in Zijn belofte waarvan de doop het teken en zegel is. Het  gaat erom dat juist de afwijzing van de kinderdoop ons stelt voor een keuze. Gaat het hier om iets kleins? Nee, het gaat erom dat de HERE in Zijn Woord heeft laten zien dat Zijn liefde en barmhartigheid in Christus ook naar de kleine kinderen van de gelovigen uitgaat. Je ziet dat op een heel bijzondere manier in Marcus 10. Je ziet daar hoe boos de Here Jezus zich maakt als Zijn leerlingen de kleine kinderen bij Hem willen weghouden. Dan zegt Christus, de Zoon van God: ““laat de kinderen bij mij komen, houd ze niet tegen, want het koninkrijk van God behoort toe aan wie is zoals zij.”

Het zijn niet de volwassenen die aan de kinderen als voorbeeld worden voorgehouden maar de kinderen aan de volwassenen. Juist in hun kinderlijk vertrouwen. Juist in hun willen ontvangen. Het gaat er juist in het dopen van de kinderen van de gelovigen om dat je daarin belijdt wat Christus ons laat zien dat “de kinderen evengoed als de volwassenen bij Gods verbond en bij Zijn gemeente horen.” We ontnemen onze kinderen dat geweldige voorrecht en de geweldige vastheid en troost die daarin ligt als we ze de doop bij het begin van hun leven ontnemen. Het zou toch heel vreemd zijn als we in de gemeente van Christus die mogelijk geven terwijl de HERE zelf met Zijn liefde met daarbij een teken en zegel naar onze kinderen wil komen.

De doop van onze kinderen is in de eerste plaats nodig omdat de HERE ons zelf die weg wijst.

 

2.      De doop van onze kinderen is nodig omdat de HERE daarin laat zien dat Hij heel echt naar onze kinderen is toegekomen. Daarop mogen we elkaar en ook onze kinderen wijzen!  De HERE zelf heeft in de doop laten zien dat Hij jouw God en Vader wil zijn. Zo kunnen we onze kinderen in een prestatiemaatschappij laten zien dat het niet van hun prestatie afhangt of ze wel bij Christus mogen horen. Ze hoeven niet eerst een bepaald niveau te halen om te weten dat ze veilig in de Verlosserhanden van Christus zijn. Ze mogen weten als het in hun leven goed mis gegaan is dat ze dan met belijdenis van schuld vanuit hun hart altijd welkom zijn bij de HERE. Dat er dan ook voor hen vergeving is zo zeker als ze gedoopt zijn.

 

3.      De doop van onze kinderen is nodig omdat daarin zo duidelijk naar voren komt dat onze kinderen als verloren zondaren in de wereld komen. Die zo nodig hebben dat ze nieuwe mensen worden. Dat ze nodig hebben om wedergeboren te worden. Ze mogen pleiten op Gods belofte, Zijn belofte dat Hij door Zijn Geest hen tot nieuwe mensen wil maken. Juist in onze tijd waarin het spreken over zonde en genade,  vooral als mensen zichzelf al als gelovigen zien, al meer naar de achtergrond verdwijnt. In die tijd is het nodig dat we vanuit de doop onze kinderen voorhouden in voortdurende strijd tegen de zonden te leven. Dat te doen juist vanuit Gods belofte!

 

4.      De doop van onze kinderen hebben we in onze tijd zo nodig in de strijd tegen het individualisme.

In de strijd tegen een gedachte die al meer van gods concrete geboden aan de kant schuift omdat het wel bij de vroegere maatschappij zou passen maar niet bij de moderne maatschappij. Wij denken nu eenmaal anders. Wij zijn meer gericht op het individu en daardoor zouden dan zelfs concrete geboden door de HERE gegeven voor alle mensen veranderd zijn. Dan is het zo nodig om te zien dat de HERE de God van het verbond is en blijft. Dat Christus juist een volk vergadert. Jong en oud. Van baby tot de 100 jarige. Dat Hij wil dat we als een volk in de wereld leven en daarin Zijn licht in de duistere wereld laten zien. Hij leert ons om niet de weg te gaan waar ik mij als individu het prettigst bij voel  maar waar we samen leven volgens Zijn Woord en wil. Om zo samen ook zichtbaar Zijn volk te zijn. Dat hebben we elkaar juist weer te leren vanuit Gods eigen Woord. Laat dan ook ons gebed zijn dat de Heilige Geest ons dat leert tot diep in ons hart om niet de weg van de wereld te gaan. Alleen in die weg is er bewaring en leven voor Christus kerk op deze wereld.