Adam en Eva onze eerste voorouders?

10-02-2014 16:27

 

 

Er is weer een stevige discussie over schepping en evolutie aan de gang. Het lijkt erop dat al meer de Schrift in het licht van de evolutie gelezen gaat worden. Omdat de meeste wetenschappers de evolutie als theorie waarmee gewerkt wordt omarmen. Kun je de Bijbel op dit punt wat aan de kant schuiven? Ik meen als je de Bijbel rustig leest dat dit niet mogelijk is. Voor een volledige exegese van Genesis 1-3 verwijs ik naar wat ik geschreven heb in het boekje: "Hoe God alles maakte".  (ISBN 9789081171014  Uitgever Van Berkum  Zwaag 2007    9,95)  Dit boek is uitverkocht. Ik hoop juni 2017 een verklaring van Genesis 1-11 met enkele bijlagen te publiceren. Dit onder de titel: Gelukkig geen mythe. Daarin neem ik dan de exegese van Gen 1-3 weer op en dan nog iets uitt te breiden. 

 

ADAM EN EVA ONZE EERSTE VOOROUDERS?

Kan het niet anders?

 

Inleiding

 

De jaren dat ik in Zuid-Afrika predikant en docent was, was in het theologische en kerkelijke debat een van de belangrijke punten de plaats en betekenis van Genesis 1-3. Hierbij speelde ook het bestaan van Adam en Eva als onze voorouders een grote rol. Vooral in de voetnoten en in bepaalde voorbeelden zul je dat terugvinden.

Het is opvallend dat naar aanleiding van het gesprek over Intelligent Design ook in de kring van mensen die zich Bijbelgetrouw of orthodox noemen in Nederland het gesprek over het bestaan van Adam en Eva opnieuw gevoerd wordt. Het is duidelijk dat er beweging in standpunten is. Het is niet meer zo dat voor ieder die Bijbelgetrouw wil zijn het vast staat of vast moet staan dat Adam en Eva als de voorouders van alle mensen als historische personen bestaan hebben. Een heel duidelijk voorbeeld daarvan is wat Cees Dekker en Willem J. Ouweneel in het Nederlands Dagblad van 22 april 2006 schreven. In het artikel: “Het gaat om de verhouding tussen schepping en evolutie” schreven zij o.a.:

“Dat er evolutie plaatsvindt in de levende natuur is ook buiten elke twijfel. De vraag is hoe veelomvattend deze is. Hier gaan de meningen uiteen. Een van ons (C.D.), ziet in de biologische gegevens duidelijke aanwijzingen voor een historisch evolutionaire lijn van eencelligen tot de mens; de ander (W.J.O.) voelt meer voor een ontwikkeling van een polyfyletische (meerdere oervormen) oorsprong van levensvormen, die op een bepaald moment door God geschapen zijn. ….. Het is hier genoeg te constateren dat er ook orthodox-gelovige christenen zijn die – in overeenstemming met 99 procent van de wetenschappelijke gemeenschap – een evolutionair ontwikkelende geschiedenis ontwaren in het patroon van de biologie. …… Als – en dat geloven wij – God de Schepper dezelfde is als de heilige Geest die de Bijbel inspireerde, dan moeten de gegevens uit de Bijbel en de natuur bij elkaar passen. De vragen die we kunnen stellen hebben vaak betrekking op de interpretatie van de Bijbelteksten. Was Adam (letterlijk “mens”) een historische persoon of staat hij model voor ieder van ons? …… Theoloog dr Gijsbert van de Brink heeft hierover geschreven in het recente boek En God beschikte een worm waarin negentien wetenschappers op serieuze wijze nadenken over de vraag hoe evolutie en christelijk scheppingsgeloof zich verhouden. ….. Hij betoogt dat het verwerpen van een historische Adam vergaande consequenties heeft voor ons begrip van zonde en de betekenis van het werk van Christus. Van den Brink concludeert dat een evolutionaire geschiedenis van de wereld denkbaar is, maar dat het ontstaan van de mens een speciale schepping door God heeft vereist.

Er bestaan ook andere visies. Zo komen ook evangelische christenen soms tot de conclusie dat het Genesisverhaal van het paradijs een beeldverhaal is, dat niet bedoeld is om ons te informeren over de historische details (Zie bijvoorbeeld D. Falk, Coming tot Peace with Science, IVP 2004; K.B. Miller, Perspectives on an Evolution Creation, Eerdmans 2003). ….. Er bestaan dus verschillende opinies, ook onder christenen die zichzelf beschouwen als orthodoxe gelovigen. Wij willen ervoor pleiten elkaar ruimte te geven. Niet als een pleidooi voor vrijblijvendheid, maar omdat Jezus ons heeft opgedragen een te zijn, in liefde met elkaar om te gaan en elkaar de ruimte te laten (in de geest van Rom 14:13-18 en 15:5)”

In een nog recentere publicatie van C van der Kooi en de eerder genoemde Gijsbert van den Brink blijkt ook het denken van dr van den Brink verder te zijn gegaan. Zij schrijven op pagina 278 van hun Christelijke Dogmatiek o.a. dit: “Hedendaagse wetenschappelijke theorievorming over het ontstaan van de menselijke soort maakt het niet eenvoudig, maar ook niet onmogelijk zich een dergelijke historische zondeval voor te stellen. De ‘monogenetische hypothese’, volgens welke de menselijke soort teruggaat op een enkel mensenpaar, heeft het afgelegd tegen het ‘polygenisme’: de oorspronkelijke populatie bedroeg naar het zich laat aanzien minstens zo’n 5000 a 10.000 mensen. Deze deelden echter wel een gemeenschappelijke biotoop en een gemeenschappelijke goddelijke bestemming (vgl. Rahner 1967) Met de bewustwording van die bestemming ontstond ook de mogelijkheid  er willens en wetens van af te wijken. Dit wegvallen van de eerste ‘echte’ mensen uit Gods bedoelingen  door de keuze op eigen benen te willen staan  en zich te laten leiden door dierlijke driften  in plaats van  goddelijke roeping, is ons inziens  de kern van de  menselijke zondeval  waarover Gen. 3 in zulke krachtige beelden spreekt.”[1]

 

 

In het onderstaande  artikel komen meer dingen naar voren dan het bestaan van Adam en Eva als onze voorouders. In deze bijdrage wil ik me hierop concentreren. Hierbij stel ik dan de vraag of Gods eigen Woord ons de ruimte op dit punt geeft waarvoor Dekker en Ouweneel pleiten. Het gaat er bij deze vraag ook meteen over of  de schepping en ook de zondeval zo plaatsgevonden heeft als het in Genesis 1-3 beschreven is. 

Zowel in Nederland als in Zuid-Afrika hebben  gereformeerde kerken over de historiciteit van schepping en zondeval uitspreken gedaan. We denken als het om ons land gaat aan de uitspraken van de synode van Assen 1926 in verband met dr JG Geelkerken.

Ook in Zuid-Afrika zijn er in de vorige eeuw uitspraken gedaan die veel overeenkomst met de uitspraken van Assen 1926 vertonen. De Nederduits Gereformeerde Kerk in de Vrijstaat heeft jarenlang van predikanten die in gemeenten in de Vrijstaat kwamen de ondertekening van een formulier geeist waarin o.a. beloofd werd dat ze het scheppingsverhaal en het verhaal van de zondeval letterlijk en historisch opvatten. Ook in Zuid-Afrika wordt er nu heel anders gesproken.

Juist als je ziet dat mensen heel anders zijn gaan denken en ruimte voor andere meningen vragen, dringt de vraag wat de Heilige Geest in de Bijbel zegt. Is het volgens Gods eigen Woord echt nodig om Adam en Eva als de eerste mensen te zien waarvan wij allemaal afstammen?

Ik ga niet vanuit de leer hier naar kijken maar vanuit de Bijbel zelf. Wat leert de Geest ons hierover in de Bijbel. Ik wil dan juist er naar kijken of en wat de rest van de Bijbel ons op dit punt leert over het lezen van Genesis 1-5. Daarom vraag ik nu aandacht voor volgende delen van Gods Woord:

 

1 Kronieken 1:1

Job 31:33

Hosea 6:7

Lukas 3:38

Romeinen 5:14

1 Korintiërs 15:22,45

2 Korintiërs 11:3

1 Timoteus 2:13,14

Judas 14

 

 

1 Kronieken 1:1

 

Het boek Kronieken begint met een geslachtsregister. Het begint met Adam. De vraag is nu of dit geslachtsregister historische bedoeld is of niet. Is het bedoeld om echte historische mensen bij de naam te noemen.

Drie dingen laten zien dat dit geslachtsregister zeker historisch bedoeld is. Die drie zijn:

1.                                Als je de eerste vier verzen van 1 Kronieken 1 leest en je vergelijkt daarmee de eerste verzen van Genesis 5 lees je dezelfde namen. Ook in dezelfde volgorde. De schrijver van Kronieken gaat ervan uit dat zijn lezers en de mensen die het horen voorlezen Genesis 5 en ook de verhalen die daarmee samenhangen, kennen.

Het zijn vooral de laatste drie namen in 1 Kron 1:4 die laten zien dat de schrijver van Kronieken bekendheid met Genesis veronderstelt. De namen die we vanaf vers 1 lezen zijn steeds de namen van een vader en een zoon. Dit patroon wordt zonder aankondiging in vers 4 doorbroken. We lezen na Noach namelijk de namen van Sem, Cham en Jafet. Sem, Cham en Jafet staan niet in de verhouding van vader en zoon tot elkaar. Zij zijn broers van elkaar. De Kroniekenschrijver noemt dat niet omdat de lezers van zijn boek de verhalen kennen die bij deze mensen horen. Kronieken gaat van de historiciteit van Genesis uit.

2.                                De schrijver van Kronieken wijst in zijn geslachtsregister op een bepaald deel van de mensen. Het gaat hem nu niet om de mensheid in zijn geheel. Het gaat hier om het zaad van de vrouw. Hij laat de geslachtslijn zien die van Adam naar Noach loopt. Het is de lijn van Gods volk, van de kerk die de HERE in die periode van de geschiedenis vergaderd heeft. De kerk van Christus is vanaf de eerste mens aanwijsbaar. Het gaat om historische personen.

3.                                De Heilige Geest noemt hier namen. Dat is een belangrijke waarneming. Dat is zo belangrijk omdat het woord adam in het Hebreeuws ook een aanduiding voor de mensheid of voor mensen in het algemeen kan zijn. Het woord adam kan dus ook een collectief begrip zijn. Het woord adam is in Gen 1:26 dan ook terecht met mensen vertaald.

Ook om een andere reden is het belangrijk om te zien dat we in 1 Kronieken 1 de naam Adam lezen. Als je Genesis 1-4:1 leest, lees je steeds over de mens. Dan wordt steeds het lidwoord voor het woord adam gebruikt. We lezen dat in: Gen 2:7,15,16,18, 19,20,21,22,23; 3:9,12,17,20,21,22,24; 4:1.

De verandering komt in Genesis 4:25. In dat vers wordt voor ha adam, de mens dan de naam Adam gebruikt. Dat maakt duidelijk dat de mens. Dit maakt duidelijk dat het hier niet om een groep of groepen gaat die als de eerste mensen aangeduid kunnen worden. De eerste mens is de persoon die de naam Adam  gekregen heeft. De eerste mens is dezelfde als de mens die met de naam Adam aangesproken werd. Het gaat in dit geslachtregister duidelijk om concrete historische personen. De eerste die in dit geslachtregister genoemd wordt: Adam  is daarop geen uitzondering.

We zien hier al dat we in Gods Woord niet het beeld krijgen dat op een bepaald moment in de geschiedenis uit een of andere oervorm op verschillende plaatsen mensen zijn ontstaan. 

 

Job 31:33

 

We lezen in deze tekst evenals in Psalm 82:7 en Hosea 6:7 de woorden ke adam. Je kunt deze woorden op twee manieren vertalen:

a.                                            zoals Adam

b.                                            zoals mensen

Het verband, de context waarin de tekst staat is dan beslissend.

Ik geef nu drie bekende vertalingen van Job 31:33,34 weer:

Statenvertaling: “Zoo ik, gelijk Adam, mijne overtredingen bedekt heb, door eigenliefde mijne misdaad verbergende! Zeker, ik kon wel een groote menigte geweldiglijk onderdrukt hebben, maar de verachtste der huisgezinnen zou mij afgeschrikt hebben; zoodat ik gezwegen zou hebben en ter deure niet uitgegaan zijn.”

NBG 51: “indien ik als Adam mijn overtreding bedekt heb, door mijn schuld in mijn boezem te verbergen, omdat ik voor de grote menigte vreesde, en de verachting der geslachten mij verschrikte, zodat ik zweeg en de deur niet uitging!”

NBV: “Heb ik als anderen  mijn overtredingen verhuld en mijn zonden weggeborgen in mijn binnenste, omdat ik in angst en beven voor de menigte verkeerde en de verachting van anderen mij angst aanjoeg, zodat ik mij stilhield en geen stap naar buiten deed?”

Je ziet in deze vertalingen het verschil. De Statenvertaling en de NBG kiezen voor zoals Adam  en de achtergrond van de vertaling van de NBV is zoals mensen. Laten we wat beter naar deze tekst kijken.

Job maakt in dit hoofdstuk voor het laatst duidelijk dat al de ellende die over zijn leven gekomen is niet het gevolg van een of andere grote persoonlijke zonde in zijn leven is. Hij zegt dat met grote nadruk omdat de drie vrienden die naar hem toegekomen zijn en die tot nu toe gesproken hebben dat steeds weer zeggen. Dat is hun grote beschuldiging. Volgens hen kan het niet anders.

Een van de dingen waarmee Job op dit punt zijn onschuld wil laten zien is dat hij zich niet uit de samenleving teruggetrokken heeft. Hij heeft zich niet in zijn huis teruggetrokken om zo zijn eigen zondige leven aan de mensen te onttrekken. Hij heeft zonder dat zijn geweten hem aanklaagt onder de mensen geleefd en met hen in het openbaar gesproken. De kern van wat Job hier zegt is dat hij geen zonde heeft om voor anderen te verbergen. Het voorbeeld van een mens die zijn zonde wou verbergen was Adam. Wanneer Adam na het eten van de vrucht van de boom van kennis van goed en kwaad hoort dat de HERE naar hen toekomt, lezen we in Gen 3:8: “Toen de mens en zijn vrouw God, de HEER, in de koelte van de avondwind door de tuin hoorden wandelen, verborgen zij zich voor hem tussen de bomen.”

Het gaat in Job 31:33,34 om het verbergen van een zonde door jezelf  te verstoppen. Dat is precies wat Adam deed. Het meest waarschijnlijke is dat Job hier naar Adam wijst en naar wat hij gedaan heeft. Job heeft niets te verbergen. De vertaling die gebouwd is op zoals mensen is hier ook niet erg zinvol. Want Job is ook zelf een mens. Wil je er dan toch nog iets zinvols van maken moet je wel zoals de NBV met als anderen vertalen terwijl dat er toch echt niet staat!   Wanneer Job iets verbergt kan hij dat alleen op de  manier van een mens doen! Mens of mensen staat hier niet tegenover God, dieren, engelen of andere schepselen. Dat zou je wel verwachten als je met zoals mensen zou moeten vertalen. De vertaling zoals Adam verdient hier de voorkeur. Is het meest passend en logisch in het verband.

 

Hosea 6:7

 

Ook in deze tekst krijg je met de moeilijkheid te maken dat er twee vertalingen van het woord adam mogelijk zijn. Ook hier lezen we de woorden ke adam. Het is mogelijk te vertalen: “Maar zij hebben als Adam het verbond overtreden”. Het is ook mogelijk om te vertalen met: “Maar zij hebben zoals mensen het verbond overtreden”.

In de NGB vertaling luidt dit vers zo: “Maar zij hebben als Adam het verbond overtreden; daar hebben zij Mij trouweloos bejegend.”

Als je de NBV leest, zie je daar een heel andere vertaling. We lezen daar: “Maar zij hebben het verbond met mij geschonden, zoals eens in de stad Adam: daar waren ze mij al ontrouw.” Deze vertaling is gegrond op de verandering van de Hebreeuwse tekst waarvoor de handschriften geen enkele aanleiding geven![2]

De vertaling zoals mensen is taalkundig mogelijk maar is in het verband op geen enkele manier zinvol. Het slaat nergens op om te zeggen dat de Israëlieten die mensen zijn zoals mensen overtreden hebben.[3] De enige zinvolle vertaling is dat ze zoals of als Adam overtreden hebben. Vanuit deze vertaling kunnen en moeten bepaalde moeilijke punten in deze tekst opgelost worden.

Wat zijn de moeilijke punten waar we het nu over hebben?

Dat zijn de volgende twee:

 

1.  Het woord sam.

 

In de vertaling is dit woord met daar weergegeven.

Het is juist het woord sam dat veel exegeten in de 20e eeuw hoofdbrekens gekost heeft. Dat woord was dan de reden om zonder tekstgetuigenis toch zelf de tekst van Hosea 6:7 te veranderen. Dan ging de verandering van de tekst in de richting dat Adam een of andere plaats zou zijn. Om dit te bereiken moet je dan wel ke in be veranderen. Als je dat doet krijg je een soort vertaling als in de NBV nu.[4]

De vraag is nu wat het woord daar in onze tekst betekent als er geen aanduiding van een of andere plaats in deze tekst gevonden wordt. Is het dan wel mogelijk om aan het woord daar een zinvolle betekenis in dit verband te geven?

Dat is toch goed mogelijk als we in onze tekst aan Adam als de eerste mens denken. Wie vanuit de Bijbel aan Adam denkt, denkt ook aan de tuin van Eden, het paradijs. Het paradijs was de plaats op aarde waar Gods Zijn kinderen een woonplaats had gegeven. Wanneer Hosea leeft en profeteert woont Gods volk, wonen Zijn kinderen in Kanaan. Dat is het land dat de HERE aan Zijn volk beloofd heeft. Het land dat van melk en honing druipt zolang Israel de HERE in liefde volgt. Het land Kanaan zal zolang Israel de HERE in liefde gehoorzaamt aan het paradijs herinneren. De HERE gaf in het paradijs overvloed en zal dat Zijn volk in Kanaan ook geven zolang zij daar in liefde met en voor Hem leven.

Zowel Adam als Israel heeft van God een prachtige en goede omgeving gekregen om in te leven. Adam heeft daar het verbond overtreden, is daar in opstand tegen God gekomen.

De omstandigheden van Israel zijn niet identiek met die van Adam. De Israëlieten leefden toen na de zondeval en waren zondige mensen. Zij hadden met de gevolgen van de zondeval te maken. Toch zal het land Kanaan hen overvloedig, paradijselijk verzorgen als ze de HERE blijven gehoorzamen. Ondanks de prachtige omstandigheden is Israel ook daar tegen God in opstand gekomen. Het woord daar wijst in Hosea 6:7 op het land waar Israel trouweloos tegenover God geleefd heeft. Het land waarin God Zijn volk een plaats op deze aarde gegeven heeft, hebben daar geen enkele aanleiding toe gegeven.

Het woord daar heeft in onze tekst en in het hele verband een zinvolle betekenis. We zijn op geen enkele manier gedwongen om de Hebreeuwse tekst te wijzigen.

   

2. Het woord verbond wordt in Genesis 1-3 niet genoemd.

 

Het is zo dat we het woord berit, verbond nergens in Genesis 1-3 lezen. Als een bepaald woord of begrip op een bepaalde plaats niet genoemd wordt, betekent dat nog niet dat de zaak niet aanwezig is. Het gaat niet om hetzelfde woord maar om de inhoud van de zaak.

Het woord verbond wijst op een bijzondere verbondenheid tussen twee partijen. Het gaat in Hosea 6:7 om de bijzondere verhouding tussen God en Zijn volk. Een verhouding die ook in bepalingen vastgelegd is. We vinden die bepalingen van de bijzondere verhouding tussen de HERE en Zijn volk al bij Abraham. Een belangrijk teken daarvan is de besnijdenis. Zie Genesis 17. Bij een verbond hoort een belofte maar ook altijd een straf als de bepalingen in het verbond dat gesloten is niet nagekomen worden. We lezen dat ten aanzien van de besnijdenis duidelijk in Genesis 17:14: “”En de onbesnedene, de man namelijk, die het vlees van zijn voorhuid niet laat besnijden, die mens zal uitgeroeid worden uit zijn volksgenoten: hij heeft mijn verbond verbroken.”

We vinden bijzondere bepalingen van het verbond tussen de HERE en Israel in de wetten die de HERE bij de Sinai aan Zijn volk gegeven heeft. Hiervan zijn de tien geboden de grondwet. Wij lezen ook in Genesis 1-3 hoe de HERE de mens in een bijzondere verhouding tot Hem plaatst. De mens is Gods beeld op aarde. Dat is een gave en een opdracht.[5]  Die bijzondere verhouding tussen God en mens waarbij ook een straf hoort als de mens zich niet aan de bepalingen houdt lezen we ook in Genesis 2:15-17: “En de HERE God nam de mens en plaatste hem in de hof van Eden om die te bewerken en te bewaren. En de HERE God legde de mens het gebod op: Van alle bomen in de hof mag u vrij eten, maar van de boom van kennis van goed en kwaad, daarvan zult u niet eten, want ten dage, dat u daarvan eet, zult u voorzeker sterven.”

Onze conclusie moet zijn dat al komt het woord verbond in Genesis 1-3 niet voor de inhoud van het verbond en dus het verbond zelf zeker aanwezig is. Het niet voorkomen van het woord verbond is dus geen geldig bezwaar tegen de vertaling zoals Adam in Hosea 6:7.

 

 

Lucas 3:38[6]

 

Het volgende geslachtsregister waarin de naam van Adam genoemd wordt is Lucas 3. Wij krijgen daar het geslachtregister van de Here Jezus. Daarin gaan we terug tot Adam die dan de zoon van God genoemd wordt.

Een belangrijke vraag hierbij is hoe de Joden toen een geslachtsregister gezien hebben. Moest zo’n geslachtsregister betrouwbaar zijn of was daarin ook plaats voor mythe, sage en fantasie?

Het belang van een geslachtsregister was toen voor de Joden heel groot. Het moest met de meeste accuraatheid verzorgd worden. Flavius Josefus, een bekende Joodse geschiedschrijver uit die tijd, vertelt ons dat de Joden toen de namen van hun kinderen naar Jeruzalem gestuurd hebben om dan in officiële boeken opgenomen te worden. Hij vertelt ook dat hij vanuit die officiële boeken zijn stamboom kan weergeven.[7] Geslachtsregister zijn toen als historisch betrouwbare documenten benaderd en samengesteld. In zo’n geslachtsregister dat de Heilige Geest zelfs in Gods Woord heeft laten opnemen is de naam van Adam opgenomen.

Jezus Christus die de Zoon van God is, moest als de tweede Adam het werk doen dat de eerste Adam die als Gods kind geschapen was niet gedaan heeft. Hij moest lijden en het werk van de eerste Adam doen om de nieuwe mensheid voor eeuwig te redden. Zo concreet en historisch zoals de Here Jezus was, zo concreet en historisch was Adam er als de eerste mens.

 

Romeine 5:14

 

Het hele gedeelte van vers 12-21 is voor ons onderwerp belangrijk. Ik maak nu eerst een opmerking over vers 14 alleen. We lezen daar: “Toch heerste de dood in de tijd van Adam tot Mozes over alle mensen, ook al begingen ze met hun zonden niet dezelfde overtreding als Adam.” Het is duidelijk dat Paulus hier over een bepaalde periode in de geschiedenis spreekt. Hij wijst op de persoon bij wie deze periode begint en de persoon met wie deze periode eindigt. Deze tijdsaanduiding zou zinloos zijn als Adam alleen maar een naam zou zijn uit een onhistorisch, filosofisch verhaal. Het is heel vreemd om een verzonnen persoon met een historische persoon, Mozes te verbinden. De bedoeling van deze woorden maakt duidelijk dat ook Adam hier als een historische persoon aangeduid wordt

Nu nog een enkele opmerking over de rest van dit gedeelte.

Adam en Christus worden in de verzen 12-21 steeds weer met elkaar vergeleken. Tussen beiden bestaat juist in het vaak tegenover elkaar staan[8] een belangrijke overeenkomst. Paulus wijst op deze overeenkomst in het woord een of ene.

De ene mens Adam staat tegenover de ene mens Jezus Christus. Adam is de eerste mens. Hij is de mens die gezondigd heeft. Hij is het verbondshoofd, de vertegenwoordiger van alle mensen. In hem heeft elk mens gezondigd en is sterfelijk geworden.

Christus is de Verlosser van zondige mensen, van die nakomelingen van Adam die met hun schuld en zonden naar Christus vluchten. Wie door het geloof bij Christus hoort, hoort bij de nieuwe verloste mensheid.

De grote overeenkomst tussen Adam en Christus is de positie die ze in de geschiedenis van het heil innemen. Zij hebben in hun positie dat gedaan wat beslissend is voor het eeuwig lot van de mensen die aan hen verbonden zijn.  

Ieder mens is in en door Adam zondig en staat schuldig voor God. De gelovigen zijn in en door Christus van hun schuld en zonden gered. Een ander belangrijke zaak is dat Adam hier niet aangewezen wordt als iemand die illustreert hoe ieder mens was en is. Hij is niet het voorbeeld van ieder mens. Nee, hij wordt genoemd als de persoon die door zijn misdaad (15,17,18), door zijn ongehoorzaamheid (19) de andere mensen tot zondige, sterfelijke mensen gemaakt heeft. Adams daad van overtreding is de oorzaak van elke zonde in deze wereld. Bij zijn daad ligt het begin van wat in ieder mens vanaf het begin van zijn leven doorwerkt. Zoals Adam de oorzaak van een totaal zondige mensheid is, zo is Christus de oorzaak, de bewerker van de nieuwe mensheid die uit de verloren mensheid gered wordt.

Zoals Christus een historische persoon is, zo is Adam dit ook. Anders zou het niet mogelijk zijn dat Adam en Christus als personen met elkaar in Romeinen 5 vergeleken worden

 

1 Korinthe 15:22,45

 

Paulus laat in 1 Korinthe 15 zien hoe belangrijk het is om in de opstanding uit de doden te geloven. Wie de opstanding uit de doden loochent, loochent ook de opstanding van Christus. Het kan in de kerk van Christus niet geduld worden dat de lichamelijke opstanding van Christus in twijfel getrokken wordt. Wie dat doet en zichzelf een christen noemt, is in werkelijkheid geen christen. Je bent dan een ketter geworden. De opstanding van Christus verloochenen, het als een filosofisch verhaal zien dat de hoop op het leven levend houdt, betekent het volgende: “Maar als Christus niet is opgewekt, is uw geloof nutteloos, bent u nog een gevangene van uw zonden en worden de doden die Christus toebehoren niet gered. Als wij alleen voor dit leven op Christus hopen, zij wij de beklagenswaardigste mensen die er zijn.” Vs 19

De historiciteit neemt in 1 Kor 15 een heel belangrijke plaats in. Het gaat in de Bijbel om betrouwbare geschiedsbeschrijving. Het is in dit kader dat de Heilige Geest Adam en Christus weer met elkaar vergelijkt. Paulus wijst weer op dezelfde heilshistorische positie van Adam en Christus.

Heel belangrijk is voor ons nu vers 45: “Zo staat er ook geschreven: ‘De eerste mens, Adam, werd een levend, aards wezen.’ Maar de laatste Adam werd een levendmakende geest.”

Paulus laat aan zijn lezers nu zien dat Hij een gedeelte uit Gods Woord aanhaalt. Hij haalt hier Genesis 2:7 aan. Als je Gen 2:7 vergelijkt met wat Paulus hier schrijft, valt er een ding op. Je ziet dan een opvallend verschil. Dat verschil blijft er ook als je naar de Griekse vertaling van het Oude Testament, de Septuagint kijken. Paulus heeft namelijk in Gen 2:7 de woorden eerste en Adam ingevoegd. Hij wil benadrukken dat de mens van wie Gen 2:7 spreekt de eerste mens was en dat die mens de naam Adam gedragen heeft. De Heilige Geest laat hier heel duidelijk zien dat Adam de concrete eerste mens was. Hij was de eerste historische mens. De menselijke geschiedenis begint bij hem. De menselijke geschiedenis is niet bij een groep of op verschillende plaatsen op aarde uit een of andere oervorm ontstaan. Wat we in 1 Kor 15 lezen sluit ook helemaal aan bij wat Paulus op de Areopagus in Athene zegt:  “Uit een mens heeft Hij de hele mensheid gemaakt, die Hij over de hele aarde heeft verspreid; voor elk volk heeft Hij een tijdperk vastgesteld en Hij heeft de grenzen van hun woongebied bepaald.”  Handelingen 17:26

 

2 Korinthe 11:3

 

De verhouding van Paulus met de gemeente in Korinthe is weer veel beter. Toch zijn er in het hart van Paulus nog grote zorgen over de gemeente in Korinthe. Hij kent de zwakheid van deze gemeente. Ze staan heel erg open voor wat nieuw en spectaculair is. We lezen dan in vers 3: “Alleen vrees ik dat, zoals Eva door de slang op sluwe wijze bedrogen werd, uw gedachten worden weggelokt van de oprechte en zuivere toewijding aan Christus.”  

De vergelijking met wat er met Eva gebeurd is en wat er in de gemeente van Korinthe dreigt te gebeuren heeft geen enkele kracht als Eva niet echt door de slang verleidt is. Het gaat hier niet om een of ander verhaal maar om wat in werkelijkheid met Eva gebeurd is. Het is duidelijk dat Paulus hier geen ogenblik aan de feitelijkheid van Eva en wat de slang als verleider gedaan heeft twijfelt.

 

1 Timoteus 2:13,14

 

Paulus schrijft aan zijn helper Timotheus over de plek van de vrouw in de gemeente. Hij maakt duidelijk dat vrouwen geen regeer of leerambt in de kerk mogen innemen. Hij geeft daarvoor twee redenen.

a.  “Want Adam werd als eerste geschapen, pas daarna Eva.”

b. “En niet Adam werd misleid, maar de vrouw, zij overtrad Gods gebod.”

Paulus wijst hier terug naar twee historische gebeurtenissen. Hij schrijft zelfs over dingen die na elkaar gebeurd zijn. De HERE heeft eerst Adam geschapen en daarna Eva. Eva heeft zich laten verleiden. Dit zouden geen geldige argumenten zijn als deze dingen niet echt zo gebeurd zijn. Als Paulus hiermee niet de werkelijkheid zou beschreven hebben.

Het is opvallend dat Paulus hier juist geen beroep op een algemene waarheid doet die door velen in de samenleving toen aanvaard werd. Hij doet geen beroep op een algemene waarheid maar op wat in het begin van de menselijke geschiedenis gebeurd is. Hij beroept zich op de orde die God in Zijn schepping als altijd geldende norm gelegd heeft. Hij laat ook zien wat er bij de zondeval gebeurd is en wijst door de inspiratie van de Heilige Geest erop wat daarvan de betekenis is in de zaak die hij aan de orde stelt.

 

Judas 14

 

We kunnen hier kort zijn. We vinden hier evenals in Rom 5:14 een bepaalde tijdsperiode. Henoch word de zevende vanaf Adam genoemd. Wanneer we over Henoch spreken gaat het over het zevende geslacht vanaf Adam. Deze opmerking zou zinloos zijn wanneer Adam geen historische persoon was die in een bepaalde tijd geleefd heeft. Deze mededeling zou geen enkele waarde hebben als Adam niet als historische persoon bestaan zou hebben.

 

Enkele conclusies

 

Ik kom nu met enkele conclusies zonder om op een of andere manier naar volledigheid te streven.

 

1.                        De Heilige Geest laat in de Bijbel na Genesis 1-5 zien dat ook deze hoofdstukken als geschiedenisbeschrijving gelezen moeten worden. We hebben hier niet met filosofische verhalen of leermodellen te maken maar met betrouwbare beschrijving van historische gebeurtenissen. Het laat ons zien dat als in de Bijbel iets als beschrijving van feiten, van de geschiedenis gepresenteerd wordt wij het ook als geschiedenis moeten lezen en erkennen. De HERE zelf staat borg voor de betrouwbaarheid van de beschrijving in de geschiedenis. Het gaat in Genesis 1-11 niet over mythen, oergeschiedenis of sagen die niet de werkelijke gebeurtenissen weergeven. Ook hier geeft de HERE ons de waarheid die in overeenstemming met de feiten is.[9]

2.                        Als je Adam en Eva niet als de eerste mensen erkent van wie de hele mensheid afstamt, moet je erkennen dat je anders spreekt en denkt dan wat de Geest ons in de Bijbel vertelt. Dan moet je erkennen dat je Gods Woord bekritiseert of daar ruimte voor laat. 

Als iemand leert dat het niet nodig is om Adam en Eva als de eerste mensen waarvan de hele mensheid afstamt te erkennen, zaait hij twijfel ten aanzien van Christus en Zijn opstanding. Wanneer Adam niet historisch is, bestaat er geen rede om Christus wel voor historisch te houden. Dan kan ook Christus deel van een filosofisch verhaal zijn. Als dat zo is, geldt met grote kracht wat Paulus in 1 Kor 15 schrijft: “Als wij alleen voor dit leven op Christus hopen, zij wij de beklagenswaardigste mensen die er zijn.” (19) Hier zijn vooral Rom 5 en 1 Kor 15 van groot belang.

3.           Als je Adam niet als de eerste mens en ons aller voorvader erkent, kan je ook over God, zonde en andere zaken niet meer zo denken zoals de Heilige Geest ons dit in de Bijbel leert.    

Heilshistorisch zie je bij Adam en Christus dezelfde structuur. Allebei zijn er voor velen. Zie Rom 5 en 1 Kor 15:22;45-49. Deze structuur tussen Adam en Christus wordt doorbroken als een van twee geen historische persoon is.

4.                  Wanneer Adam niet meer als de eerste mens, die goed geschapen is, erkend wordt veranderd je zicht op de zonde. Als geleerd wordt dat Adam een  illustratie is van wat er in alle mensen leeft betekend dit dat de zonde vanaf het begin bij het leven van de mens behoort heeft. Dat zou betekenen dat de dood bij Gods goede schepping zou horen.

5.                  Het gevolg van het vorige punt is dan dat schepping en zondeval niet meer als historische gebeurtenissen van elkaar onderscheiden kunnen worden. De historiciteit, de werkelijkheid van een tijdperk van zondeloosheid en volle vrede op aarde wordt dan geloochend. Dan was Gods goede schepping niet echt goed, zelfs niet beter dan de huidige situatie.

6.                  De ernst van de zonde wordt niet meer in volle ernst gezien. De mens zou nog nooit Gods wil volledig hebben kunnen doen. Het gevolg hiervan is dat Christus voorbeeld meer benadrukt wordt dan dat Hij de schuld en de zonden van de gelovigen tot in de hel gedragen heeft. Het gaat dan meer om de ontwikkeling van de mens die een goed voorbeeld nodig heeft dan dat de mens als totaal verdorven mens die in zonde ontvangen en geboren is verlost moet worden.

 

Uiteindelijke conclusie

 

Wie niet gelooft dat Adam en Eva de eerste mensen zijn waaruit de hele mensheid voortgekomen is, is ermee bezig om de hele leer van Gods Woord te verwringen. Je bent dan bezig om een eigen evangelie te maken en in je eigen evangelie te geloven. Het is noodzakelijk om te geloven wat we over Adam en Eva in Gen 1-5 en in de rest van de Bijbel lezen. Eerbied voor de HERE en Zijn Woord vraagt dat van ons en van ieder mens. De kerk van Christus mag niet toelaten dat dit in de kerk betwijfeld of ontkend wordt.

Laten we in diepe eerbied voor de HERE Hem geloven op Zijn Woord. Laten we strijden tegen deze vormen van Schriftkritiek en bouwen aan echte gereformeerde theologie ten bate van Christus kerk. Ten bate van Gods volk.

 

 

 

 



[1] G. van den Brink en  C van der Kooi Christelijke Dogmatiek  Zoetermeer  2012  p 278

[2] De eerste waarvan ik kon nagaan dat hij het  voorstel kwam om de tekst te wijzigen was  H. Oort. Hij pleit daarvoor in Theologische Tijdschrift dat in 1890 in Leiden verscheen.

[3] In Psalm 82:7 is het goed mogelijk om  dezelfde woorden die in Hosea 6:7 gebruikt zijn wel met zoals mensen te vertalen. De rede daarvoor is het verband waarin ke adam dan gebruikt wordt. Het gaat daar namelijk om mensen die door hun positie een heel belangrijke plaats in de samenleving innemen en goden genoemd worden. We zien in Psalm 82 dus wel een zinvolle tegenstelling als we met zoals mensen vertalen. Tussen hen die hier goden genoemd worden en de rest van de samenleving. De mensen die in de samenleving die zo’n hoge positie innemen en zich misschien wel onaantastbaar voelen, moeten goed weten dat ze eens zoals mensen moeten sterven en voor God verschijnen.

[4] Een ander voorbeeld daarvan is de Nuwe Afrikaanse Vertaling. Daar is Hosea 6:7 zo vertaald: “Julle het weer die verbond met My verbreek soos destyds by die dorp Adam; daar was julle ontrou aan My.”

[5] Zie o.a. Rob Visser: Aborsie in die Lig van God se Woord Pretoria 1997. Zie voor het verbond vooral de publicatie: Clarence Stam 2006 Het verbond van Gods liefde.

[6] Een belangrijke publicatie over de plaats van Adam in het Nieuwe Testament is nog altijd: J.P.Versteeg, 1971. Is Adam in het Nieuwe testament een ‘leermodel’? In: Kremer,W. e.a red. Woord en Kerk p. 29-70. Amsterdam: Ton Bolland.

 

[7] Geldenhuys, Norval. 1971  The Gospel of Luke p 151

[8] Zie hiervoor vooral J. Van Bruggen Kampen 2006 Romeinen p. 84

[9] Het Nieuwe Testament verwijst 165 keer naar Genesis 1-11 terug! Elke schrijver in het Nieuwe Testament verwijst op een of andere manier naar de eerste 11 hoofdstukken in de Bijbel. Het enige hoofdstuk waar we geen verwijzing naar vinden is Genesis 8 .